zaterdag 28 juli 2012

Dec. 2005 Kaapverden

 December 2005


Kaapverden

Het eerste eiland dat we bezoeken van de Kaap-Verden is São Vincente. We varen eerst voorbij een hoge rots met een oud fort erop. Ilhéu dos Passaros. Het fort stamt nog uit de tijden van de Portugese bezetting rond het midden van de 15 de eeuw. Daar aangekomen zien we de ronde baai van Mindelo, de kleine stad aan de oever. De huizen aan de baaizijde hebben alle gemengde felle kleuren van de regenboog. Het leeft er. Er liggen veel andere zeilschepen uit verschillende landen. Vooral Europese landen. Daartussen wemelt het van de kleine bootjes waarop Kaapverdianen hun gunsten aanbieden, zoals het passen op de boot, de dinghy aan land, boodschappen sjouwen en eventueel cleanen van de boot. Wij vragen naar Orlando, die ons is aangeraden. Ook bij hem zullen we moeten afdingen op de gevraagde diensten. Veel later blijkt hij toch wel vaak dronken te zijn en het werk dan aan anderen overlaat.
We stappen op de kant in een geheel andere wereld dan voordien, Afrikaans. De Kaapverdianen zijn lang en smal en vooral de meisjes en vrouwen laten zien wat zij in huis hebben. In de stad zien we veel vooroorlogse vrachtwagens, die behoorlijk wat dieseldampen uitblazen. Er is een geasfalteerde hoofdstraat met gaten die gevuld zijn met losse stenen en grind. De rest is belegd met kinderkopjes en in de volksbuurten zie je alleen maar zand in de straat.
We melden ons eerst bij de politie om daarna in te klaren bij de immigratiedienst. Er is niemand aanwezig en ’s middags om 3 uur moeten we terug komen. Inmiddels verzamelen zich steeds meer yacht-mensen maar dat helpt niets. We verkennen de stad en op een van de weinige terrasjes maken we kennis met Bana. Een in Holland geboren Kaapverdiaan. Hij is opgegroeid in Rosmalen. Weet ons veel te vertellen over de Kaapverdianen en de eilanden. Ook hij is vaak te vinden aan het strandje om wat centen bij te verdienen. Och, Holland kent goede voorzieningen. Hij moet hier wel een rijk man zijn! Hem geven we de opdracht om een dolhouder te maken voor onze dinghy. We moeten het geld voorschieten voor het materiaal. Het gaat om het bedrag van 28 euro. Voor hier best veel geld. Naïef als wij zijn doen we dat, met als gevolg dat we dat geld nooit meer terug zien en dat we met de dinghy nog steeds niet kunnen roeien!
We maken ook kennis met een aantal Nederlanders die net als wij varen en waarmee we  onderweg naar Mindelo op een bepaalde tijd via de radio contact hadden. ’s Avonds worden we naar een leuk restaurant gestuurd waar we ook weer kennis maken met een vlotte Nederlandse Kaapverdiaanse. In Nederland vertegenwoordigde zij de Kaapverdiaanse gemeenschap. Zij vond dat haar land haar diensten en opleiding harder nodig had dan Nederland. Op onze vraag hoeveel Kaapverdianen zich gevestigd hebben in Nederland vertelt zij ons met een lachend gezicht, ’25 legale….!’. 
Twee dagen later maak ik het onderwaterschip zover ik kan reiken schoon van alle aangroei, die onze snelheid behoorlijk belemmeren. Dan is Drifter toch wel erg groot. Later lees ik in de pilot dat de baai verschillende hardnekkige haaien telt!!!!!!
De volgende dagen is het bewolkt en gaat het regenen. In Nederland is het vaak zo dat na een flinke regenbui alles weer fris ruikt, hier niet. Het blijft erg benauwd en ik slaap er slecht van. We moeten eerst langs de politie om de papieren die we bij binnenkomst moesten afgeven weer ophalen. 7 personen hebben hier weer werk aan! We varen naar het eiland Santo Antão. Het is maar 8 mijl en voordat ik de vislijn uit heb gegooid is het weer tijd om deze binnen te halen en te ankeren. Ook hier heeft het geregend en er zal heus wel meer uit komen vallen als we naar de donkere luchten boven ons kijken. Later horen we dat het een vol jaar niet meer geregend heeft. De volgende dag weten we tussen de kluwen auto’s aan de wal een minibusje te vinden dat ons via de grote krater naar de andere kant van het eiland zal brengen. Onderweg stappen meerdere mensen in en op het dak gaan de grote balen met, jawel, Hollandse piepers!
Er is maar één weg die naar het noorden gaat. De weg is geplaveid met kinderkopjes, bochtig en langs behoorlijk diepe afgronden. Op een gegeven ogenblik als we na een uur rijden boven op de berg zijn aangekomen zien we rechts en links van ons diepe afgronden. Dat betekent dat we hoog op de bergrug van de krater rijden. Om het geheel nog spannender te maken liggen overal op de weg keien en rotsblokken. Regelmatig moeten de aanwezige geiten plaats maken voor het verkeer dat sporadisch langs rijdt. We rijden door een spaarzaam bewoond gebied. Hier leven kleine gemeenschappen bijeen. Alles is gemaakt van wat de berg hen te bieden heeft. Het leven is hier volgens onze maatstaven heel eenvoudig en we zien kinderen spelen met zelfgemaakte blikken autootjes en hoepels die zij voortbewegen door middel van een stokje. Zelfs een oude telefoon wordt aan de draad voort getrokken. Onderweg worden de balen aardappels uitgeladen en Paul helpt een handje. Dat weten zij erg te waarderen. Kinderen willen heel graag op de foto en exposeren er echt voor. Het doet ze veel plezier zichzelf op beeld terug te zien. De mensen wonen voornamelijk in kleine optrekjes met een raam en een deur. De ruimte is vaak niet groter dan een kleine garage in Nederland en daar wonen zij in.
Slingerend door een adembenemend landschap komen we bij ons doel aan, een klein stadje, Ribeira Grande. Daar hebben we weer een ander busje nodig om ons naar Ponto del Sol aan de kust te brengen. Busjes en pick-ups rijden af en aan en roepen ons meerdere keren aan of we in willen stappen. We slenteren door het stadje en eten in een klein restaurantje.
Als we later op zoek gaan naar een minibusje blijkt er niet een meer aanwezig om ons te vervoeren. In een hotel worden we geholpen door de hotelhouder, een alleraardigste oudere man die goed Nederlands spreekt. Ook hij heeft in Nederland gewerkt en gewoond. Het hotelbusje zal ons terug brengen. Het wordt een regelrechte dodenrit. Het regent, de weg is spiegelglad doordat er modderstromen naar beneden lopen. De jonge chauffeur is een kamikazepiloot en rijdt demonstratief met één hand aan het stuur als wij hem manen om rustiger te rijden. De bus slipt gevaarlijk op de gladde weg en hij remt niet af als er overal keien en rotsblokken op de weg liggen.
Mijn gevoel zegt ‘uitstappen, anders overleven we dit niet!’ Als Paul kwaad wordt en dit héél duidelijk te kennen geeft zegt hij niet verder te willen rijden omdat het gevaarlijk is. Hij wil ons duidelijk kwijt. Achter ons komt een open pick-up en wij kunnen mee rijden. Er is weinig plaats tussen de lege visbakken. Het zeil is gescheurd en we worden kletsnat. In de bergen is het veel kouder. We raken daardoor erg verkleumd en houden ons krampachtig aan elkaar en de beugels vast. De chauffeur rijdt trefzeker de bergen op en af. We lachen zenuwachtig en hopen er het beste van. Na een uur zien we het leven weer zitten. De zon begint zowaar weer te schijnen en langzaam drogen we op. Beneden bij het dorp aan gekomen is het warmer. Opgelucht zien we Drifter en de Nije Faam rustig liggen achter het anker. Bij het uitstappen verlangt de chauffeur toch wel erg veel geld. Arnold weet dit te beperken. Wat een avontuur! We hadden dit zeker niet willen missen en hebben een fantastisch landschap met zijn bewoners kunnen zien door op deze manier te reizen.
De volgende dag varen we weer terug naar Mindelo om eerst te tanken. De diesel kost hier 50 eurocent! Das wel even wat minder dan in Nederland! Op de ankerplaats is het een drukte van belang. Veel schepen die met de ARC zouden oversteken naar de Cariben zijn uitgeweken naar dit eiland vanwege de ongunstige wind of zelfs gebrek aan wind. Veel Hollanders!
Zonder nieuwe dolhouder varen we naar São Nicolau. Daar in het kleine vissersstadje Tarrafal maken we kennis met Henny Kusters, een Nederlander van 72 jaar die zich daar aan de kust gevestigd heeft en met weinig middelen jongeren opvangt. Hij probeert ze een gedegen koksopleiding te geven in het pension dat hij daar runt. Een dag later maken we gebruik van zijn gastvrijheid en hebben samen met hem een wandeling door het dorp. Hij kan op plaatsen komen waar geen toerist zich veilig waant. De meeste mensen wonen in niet afgemaakte huisjes, velen van hen zonder water of elektra. De plaatselijke bakker laat vol trots zijn op hout gestookte oven zien. Het is daar heel donker en heel warm. Het is niet meer dan een klein hutje. Er is geen winkel. Vanuit de oven gaat het brood rechtstreeks naar de bevolking. Later die dag hebben we een echt feestmaal bij Henny. Een oude lange tafel staat gedekt voor ons klaar op een kleine binnenplaats. We delen de tafel met twee Nederlanders en een Duitser die in het pension de vakantie doorbrengen. Twee andere Duitsers schuiven aan die hun laatste dagen op de Kaap-Verden doorbrengen na een verblijf van 1 jaar daar. Zij hebben met subsidies een schooltje opgezet. Zij zullen het komende jaar weer nieuwe fondsen verwerven om weer een ander project te starten. Dit zijn twee heel speciale idealistische jonge mensen en het was fijn om ze te ontmoeten.
De jongeren die ons aan tafel bedienen zijn trots op hun werk en stralen! Het eten en de bediening is werkelijk perfect. We hebben als voorgerecht een fijn gekruide tomatensoep. Een moot tonijn in een pittige saus volgt. Daarna volgt de hoofdschotel, een gordonbleu, gebakken aardappeltjes met rijst en een werkelijk verrukkelijk gemengde saladeschotel. Daarna volgt een zoet ijsgerecht. Dit alles voor 15 euro per persoon, wijn inclusief!
De volgende dag maken we twee rondritten in een open pick-up over het eiland. Tussen de middag hebben we snel een heerlijke lunch in het pension. Een Italiaanse pasta met heerlijke frisse wijn. Voor 5 euro per persoon. Het zijn twee prachtige rondtoeren over het eiland. Arnold en Paul weten nog wat klusjes te doen in het pension en als dank daarvoor krijgen we de eerder genoten lunch en twee wassen, gedroogd en opgevouwen cadeau. Voor zeilers, die dit verhaal lezen is Henny Kusters een echte aanrader! Hij is ook het Duits-Nederlandse ondersteuningspunt van Trans Ocean.
 
Na 1 week vertrekken we in de middag naar het volgende Kaapverdiaanse eiland, Santiago. De volgende morgen komen we daar aan. We hebben voor het eerst zeil moeten minderen om niet in het donker aan te komen. Hier is een kleine baai met wederom een stadje dat Tarrafal heet. Het is een hele toer om veilig en droog aan land te komen omdat er een flinke swell op het strand staat. Ook hier weer veel onaf gebouwde grijze huizen. Niet voorzien van ramen en deuren. Het lijkt wel dat als de mensen weer een geit of iets verkocht hebben zij weer wat stenen kunnen kopen om het huis verder af te bouwen. Het blijft een raar gezicht, hele dorpen met betonnen casco’s. Daartussen zie je varkens, runderen, ezels, honden en kippen om hun kostje scharrelen. Er is geen bestrating, alleen zand, stenen en rotsen. Veel bomen zijn gekapt voor de nodige brandstof bij het koken. Overal ligt de was te drogen op muurtjes en daartussen spelen de kinderen. Eenvoudiger leven kan bijna niet. De hygiëne is ver te zoeken. De levensverwachting is erg laag en alom staan aanplakboorden om te waarschuwen tegen aids. 
 De tweede dag gaan we wederom met Paul en Mariëtta vroeg op pad. In een minibusje willen we naar de Afrikaanse markt in Assomada. Dat midden op het eiland. Ongeveer een uur rijden. Het is een erg kleurrijke markt en er wordt letterlijk van alles verkocht. Je ziet hier ook strips met geneesmiddelen, naast de vis, kleding en plaatselijk ambachtelijke spullen. Waren wij eerder in Marokko verbaasd over de speciale wijze van vervoer dan was dat niets in vergelijking met het vervoer in de kleine minibusjes hier. Deze busjes rijden af en aan en in vele aantallen. De chauffeur en bijrijder roepen de mensen aan om in te stappen. Is de bus ‘vol’ rijdt men aan. Er is als je de zittingen bekijkt plaats voor 14 personen en de chauffeur. Hier wordt niet zo nauw gekeken en er kunnen best nog een aantal mensen bij. Jullie geloven het niet maar er kan véél, héél véél in zo’n busje. Wij telden 22 mensen, bagage, boodschappen, koopwaar, zakken brandhout, teilen en een verdwaalde levende kip. Letterlijk en figuurlijk boven op elkaar! Waren we hiervan al onder de indruk; later noteerden we een record van 28 personen, 1 kip en de nodige handel en bagage. Er zijn geen bestaande haltes. Onderweg staan mensen te wachten en de chauffeur stopt voor iedereen die te kennen geeft mee te willen. Het gebeurt vaak dat vele plaats moeten maken op een stoel, vooral jongeren zodat een ouder iemand op die plaats neerstrijkt. De rest wordt er weer tussen geschoven. Op die manier blijf je schuiven en plaats maken. Dit alles zonder gemor en met een zekere gelatenheid. Maar nu komt het! Als er iemand uit wil dan geeft hij of zij dit aan. Het busje stopt en velen stappen uit gevolgd door teilen, jerrycans, bepakking, boodschappen en koopwaar om ruimte te maken voor deze persoon. Daarna wordt alles weer ingeladen. Dit keer op keer! Heb je weer even lucht. Van korte duur omdat er altijd weer plaats is voor een ander om die open plaats te nemen. Bij dit alles wordt er flink hard over de bergkammen en kloven gereden en vaak hielden we ons hart vast. Het grote gevaar van zeilers bestaat niet uit het omkomen op zee maar uit ongelukken bij dit soort van vervoer over land! Het is ons nu duidelijk waarom velen een kruisje slaan bij vertrek. Op een gegeven ogenblik reed de chauffeur een behoorlijk stuk terug om een vergeten klant op te pikken. De mensen waren het hier niet mee eens en lieten dat duidelijk allemaal horen. Het leek net of er een grote ruzie uitbrak en iedereen bemoeide zich ermee. Er wordt dan ook luid geschreeuwd. Geweldig allemaal! Wij hebben de hele weg genoten, ook van het mooie landschap met de kleine gemeenschappen. Bij ieder klein dorpje is een plaatselijk voetbalveld. Niet zoals wij kennen, met een prachtig groen glad grasveld, maar een droge zandplaats met twee palen. Ook geen zijlijnen en middenstip. Maar er wordt wèl gevoetbald.
Dan is voor ons de tijd alweer aangekomen om te vertrekken en voorbereidingen te treffen voor een vierdaagse overtocht naar Senegal. Eindelijk! Afrika!
Tot mails

Onze computer is gecrasht en dat betekent dat we verschillende nieuwe mail adressen van het laatste half jaar daardoor zijn kwijt geraakt. Als je niets van ons hoort maak dat dan duidelijk via een mailtje naar ons en kan ik weer contact met je opnemen.
 
Groeten Arnold en Coby
December 2005

1 opmerking:

  1. Hoi coby en arnold, hoe gaat het met jullie? Weet niet of jullie hier nog naar kijken maar dacht opeens aan jullie. Zie dat het tot maart 2020 loopt....

    Groetjes van Manda, Catharinenberg

    BeantwoordenVerwijderen