zaterdag 28 juli 2012

Jan. 2006 Senegal en The Gambia

Januari 2006

Senegal en The Gambia

Lang verwachte Flessenpost van Senegal en The Gambia, Afrika. ‘Jere jef, jere jef,’ bedankt in het Wollof, de gesproken taal naast het verplichte Frans in Senegal. Dat zijn de woorden die ik toeroep naar de veerman die ons aan boord afzet van Drifter. Hij waardeert dit, lacht en roept, ’mangi dem’, tot ziens! Dit veerpontje is van de Jachtclub en iedereen die hier voor anker ligt kan het veertje oproepen door op een toeter te blazen. In de avond zorg je voor verlichting in de mast. De veerman komt je dan halen zet je af aan een steiger die tot op het strand loopt. Het veertje is geen mooi afgewerkt pontje zoals we dat gewend zijn in Nederland. Niets is hier vergelijkbaar. Ik heb het over een sloep met aan weerskanten banken waar spijkers en planken aan alle kanten uitsteken. De banken hebben nooit een poetsdoek gezien. Witte of lichte kleding wordt niet aangeraden, trouwens nergens omdat alles maar werkelijk ook alles onder het zand en roet zit. Het is Saharazand met de beruchte harmatanwind meegebracht. Ook roet van alle oude auto’s en taxi’s die hier rijden. Geen auto is zonder deuken en niemand is verzekerd. Alles wordt onderling geregeld als er str…aan de knikker is. Er zijn hier wel verkeersregels maar niemand kent die volgens mij of ieder rijdt met eigen regels. Wie het hardst toetert en dan doordrukt heeft gewonnen! De verkeersborden, als er die al zijn, zijn niet te lezen vanwege die zwarte aanslag. Ik heb het over de stad Dakar, een drukke grote vieze, smerige stad met heel veel mensen. In onze ogen een gekkenhuis! Iedereen lijkt op straat te wonen.
Na 4 dagen varen komen we daar in de nacht aan vanuit de Kaap-Verden. Gelukkig liggen Paul en Mariëtta al op ons te wachten en zij begeleiden ons via de marifoon, toplicht en een rood lampje naar de ankerplek. We moeten tussen de vele andere zeilboten laveren die daar voor anker liggen in de baai. In de morgen lopen we via het strand naar het clubhuis en komen op een gezellige binnenplaats met verschillende hoge bomen, terras, wasplaats, douches, werkplaats en jeu de boulebaan. Er is bewaking aan de poort en daarbuiten een zanderige stoffige weg met kleine stalletjes en hutjes. We moeten ons weer eens inklaren in de stad. Daar aangekomen in een oude gammele taxi worden we door een ambtenaar om beurten geholpen en er worden heel wat papieren, kopieën en stempels gezet. De beambte vraagt om later met het ophalen van de documenten een presentje, een cadeau mee te brengen. Waarom niet? Als we een ingepakt cadeautje meenemen zal hij dat niet open maken in het bijzijn van ons, de gevers. Dat gebiedt de Islam. We kunnen er van alles bij verzinnen, b.v. een leuke foto van ons beiden.
De mensen in de stad leven en werken op straat en iedereen wil wat aan je verkopen. Als de taxi
stopt komt er meteen een stroom verkopers langs met de gekste zaken, zoals inlegkruisjes, mobile telefoons, afstandbedieningen, fruit, noten, TL-balken, cassettebandjes, computer-toetsenborden, schoenen, bh’s en slipjes, stoffen, telefoonkaarten, trainingspakken, kerstslingers, tapijten, pistolen, pannensets etc etc. Als je uitstapt heb je meteen een rits verkopers achter je aan. Dan zijn er ook nog de vele bedelaars en zwaar gehandicapte mensen die zich voor je voeten laten vallen en om een aalmoes bedelen. Zij zetten je hele vertrouwde wereld op zijn kop. Je zou iedereen wat willen geven of iets willen kopen van ze, maar het houdt niet op, meteen staat of ligt er weer een andere misdeelde mens. Geen contact of negeren, is het beste dat je kunt doen maar dat is verschrikkelijk moeilijk. Ze willen je geld om geneesmiddelen te kunnen kopen, je flesje water, je armband, horloge, je schoenen, jezelf, ze willen álles van je.Het is heel begrijpelijk omdat het is hier armoe troef is en nog erger!
Later, als we het eiland Goeree hier voor de kust van Dakar bezoeken, horen we van een Nederlandse kunstenares dat er in Senegal en Gambia een ‘vraagcultuur’ is ontstaan na het zien van de rijkdommen van het westen. Zij verblijft hier al langere tijd en kent de mensen wat beter. Het contact, de vriendschap komt vaak alleen van haar kant. De meeste mensen van Senegal zijn alleen geïnteresseerd in het krijgen van geld, kleding of goederen. Ook wij wordt daar helaas vaak mee geconfronteerd.
Goeree is een klein eiland en speelde een van de hoofdrollen in de koloniale periode. De Hollanders kochten het van de Portugezen die het veel later weer overnamen. Later kwam het in handen van de Fransen. In de loop van de tijd bouwden de verschillende bezitters forten, pakhuizen, slavengevangenissen, woonhuizen en andere gebouwen. Goeree is daarmee een soort openluchtmuseum geworden waar te zien is hoe de koloniale grootmachten bouwden en leefden. Het is er heerlijk wandelen door de schilderachtige steegjes, waar een bijna mediterrane ambiance heerst.
Later, weer terug in Dakar, komt de drukte weer op je af. Het leeft en bruist er, ook al hebben de mensen heel weinig. De kleding en lappen stoffen waarin de vrouwen gekleed gaan zijn kleurrijk en rijk geborduurd. Prachtig om te zien. Het zijn vaak erg mooie vrouwen, lang en verfijnt. Hun tred is langzaam en de houding heel stijlvol. De mannen gaan veelal in effen kleuren gekleed, een lang hemd of jurk met daaronder een lange broek van dezelfde stof. De vaak prachtige witte tanden worden bijgehouden door een houtje waarmee zij het gebit reinigen, de hele dag door. Zij kauwen daarop en gebruiken dat als tandenborstel. Je kunt deze houtjes per stuk of als bosje kopen. In kleine stalletjes overal aan de weg, vaak niet meer dan een houten hutje, worden levensmiddelen verkocht. De koffie en melk bv in een piep klein zakje voor één kopje koffie. De suiker kun je per klontje kopen in een stukje tijdschrift of krant. Er zijn overal stokbroden of baguettes te koop omdat Senegal een Franse kolonie is geweest en nog steeds een francofone inslag heeft. Ook staan er aan de overzijde van de stoffige weg heel kleine eethokjes waar net twee personen kunnen zitten onder een rieten dakje.
Omdat er veel auto’s op de zandweg langs rijden en er naast de restaurantjes wordt gelast kiezen wij ervoor om iedere dag bij de club een maaltijd te laten brengen. Dat is daar heel gewoon. Het is prima eten ook al is de keuze beperkt. Wat wil je voor nog geen € 1,50 per persoon. Ziek zijn we er nog niet van geworden.
In en om de Jachtclub hangt een relaxte sfeer. Dit komt mede door de vele zeilers die hier al erg lang liggen met hun boot. Zij vormen met de zwarte bevolking samen een kleurrijk geheel. Niemand heeft haast en morgen of anders volgende week is er weer een dag om alles te bezien. De mecanicien van de club wil zelf een impeller voor onze buitenboordmotor maken als wij hem om raad vragen. Dat lijkt Arnold onmogelijk en hij trekt de opdracht in. Een paar dagen later komt de man en heeft een gebruikte impeller op de kop weten te tikken in de goede maat. Waar hij deze vandaan heeft gehaald vragen wij wijselijk niet! Wij zijn er goed mee geholpen en kunnen de motor weer gebruiken.
Arnold en ik gaan in de stad naar de grote kathedraal om daar een Kerstmis bij te wonen. We genieten met volle teugen van het begeleidende koor en verschillend slagwerk. Met veel warmte en ritme wordt er gespeeld en gezongen. Het is moeilijk stil te blijven zitten bij deze gezongen psalmen.
Tweede Kerstdag alweer, Stephans verjaardag. God, wat mis ik hem en natuurlijk ook Moon! We zullen ons gemis moeten compenseren met een telefoontje en mailtje. Gelukkig is de geschreven brief vanuit de Kaap Verden op tijd aan gekomen. Hij vertelt dat hij ons vreselijk mist en als hij aan anderen vertelt dat wij onderweg zijn met een zeilboot rondom de wereld weet hij daarmee te imponeren en voelt zich trots. Maar als hij zich omdraait komt het werkelijke gemis van ons naar boven en voelt hij zich kaal zonder ons. Het moet maar gauw maart zijn zodat we elkaar weer zien in Brazilië. Zij komen 13 maart.
Het is in de baai de laatste twee dagen van ons verblijf flink gaan waaien en we zetten de nachten het ankeralarm aan. We hebben geen zin om op het strand terecht te komen met Drifter. Maar het anker houdt zich prima! Om aan de kant te komen is een heel avontuur en regelmatig komen de golven over het gangboord van het veertje. Petje af voor de veerman die de hele dag op en neer vaart en behoorlijk door elkaar wordt geschud door het onstuimige water. Hij heeft geen rug meer over!
We besluiten, gezien de gunstige wind, om vóór het nieuwe jaar te vertrekken naar Gambia. Op 30 december lichten we het anker en met halve wind stuiven we richting Gambia. De maan laat zich niet zien maar we zien wel duizenden sterren in deze nacht. Na een paar uur is goed te zien dat de sterren langzaam draaien van oost naar west met een snelheid van 15º per uur. Naast de mij inmiddels bekende sterren zoek ik naar Sirius, de hondster om daarmee het sterrenbeeld de Grote Hond te ontdekken.
Gambia lopen we in de morgen aan en we moeten hier bij de aanloop heel goed de coördinaten aanhouden omdat er grote zandbanken en ondiepten zijn. Het lijkt op het waddengebied in Nederland. De hoofdstad Banjul ligt aan de monding van de rivier de Gambia. Geen hoge bebouwing en het oogt vanaf zeezijde veel meer op een vissersdorp. Voor ‘Half Die’, (engels uit gesproken) gaan we voor anker. Daar is in het verleden cholera uitgebroken en de helft van de bevolking is daardoor overleden. Vandaar de naam Half Die.
Arnold en Paul gaan aan land om in te klaren. Alles blijkt 3 dagen gesloten en we besluiten om de dag erna door te varen om later met de bus in te gaan klaren. Oudjaar vieren we bij de Nije Faam aan boord. De oliebollen ontbreken niet en om twaalf uur laten de grote zeeschepen aan de kade hun scheepshoorn luidt loeien en worden er een paar rode vuurpijlen met luid geschreeuw de lucht ingeschoten. Wij laten ons niet onbetuigd en steken vuurwerk af dat Paul een jaar geleden met een vooruitziende blik aan boord heeft bracht. Op de wal zien we soms wat verdwaald vuurwerk de lucht verlichten. Van echte knallers is geen sprake. De bevolking van Gambia is hier over het algemeen Islamitisch. Misschien daardoor minder uitbundig met het inluiden van het nieuwe jaar.
Vroeg in de morgen, twee uur voor hoog water lichten we het anker en varen richting Oyster Creek. De Gambia rivier kent vele kreken en een daarvan is Oyster Creek. De kaart met aantekeningen wordt nauwgezet in de gaten gehouden als we deze opvaren. Het is een nauwe kreek met veel bochten. Deze meandert door het landschap en is voor een groot gedeelte moerassig en kent een mangrovevegetatie. Dat zijn aaneen gesloten bomen en struiken van 3 tot 4meter hoog met stelt- en steunwortels die met eb droog vallen. Dan zie je de hoeveelheid mosselen die zich aan de wortelstelsels vastgezet hebben.
We zien veel vogels, verschillende reigersoorten, pelikanen, ibissen, lepelaars, aalscholvers, bontgekleurde honing- en bijeneters, de grote en kleine ijsvogel, wulpen en nog veel meer. Wat een prachtige en stille wereld. Soms komt een piroc ons tegemoet. Dat zijn lage houten prachtig beschilderde vissersboten maar nu opgetuigt met toeristen.
We liggen dicht bij de Denton Bridge waar we makkelijk een minibusje kunnen oppikken naar elders. Een paar dagen later zien we ’s-avonds op de brug wel 30 auto’s met sirenes en knipperlichten voorbij komen. De dag erop horen we van Geke en Maria die inmiddels in Afrika zijn aangekomen dat dat was omdat de president van Gambia langs kwam op weg naar zijn vliegtuig om hem naar Mekka te brengen. Zij hebben daardoor niet kunnen landen en moesten in de lucht blijven rondcirkelen. Gelukkig had hun vliegtuig genoeg kerosine aan boord! Stel je toch voor!
Maria en Geke hebben een hotel genomen. Gelukkig komen zij een paar dagen bij ons aan boord en wij varen van Denton Bridge bij Oyster Creek via de mangrovekreken naar Lamin Lodge. Daar in een bocht in een kleine zijrivier ligt een fraaie kampong. Er staat een vreemd gebouwd houten geval met rieten dak. Dat blijkt een open restaurant te zijn met meerdere verdiepingen. Er liggen verschillende pirocs om toeristen rond te varen. Hier hebben Maria en Geke geen last van de vele mannen en hun ‘goedbedoelde’ vragen…… Zij voelden zich een beetje als aangeschoten wild. Alle mannen onderweg wilden kennis met hen maken, als bokken op de haverkist. Zij hebben alle twee een rok besteld van een mooie Afrikaanse stof en deze vooraf betaald. Daar worden zij mee geflest en zien er niets van terug. Vrouw weg, opdracht weg en stof weg! Zij blijven met een erg vervelend gevoel zitten. Hopelijk komen wij daar nog even terug en kunnen het voor hen nog in orde maken ook al betwijfel ik dat.
Wij genieten erg van hun aanwezigheid hier in Gambia. Zij zijn voor het eerst in Afrika. Het is voor hen ook een ware cultuurschok. Pas aan boord van de Drifter kunnen zij even bijkomen van de hectiek en de warme onderdompeling van dit land. Het is hartstikke fijn om hun weer te zien en niet alleen zij pikken een traantje weg als zij afscheid nemen en terug gaan naar Nederland. Twee lieve keien van meiden, eh sorry….., vrouwen! Wat is een week? Niets! Veel te snel voorbij. Zij zijn beiden alweer op de terugweg naar Nederland. De tassen en koffers een stuk leger maar hun hoofd vol met warme herinneringen.
We zien in de kreek iedere dag Afrikaanse vrouwen in een uitgeholde boomstam langs komen. Zij zitten net boven de waterlijn op het smalste stukje achteraan in hun bootje en peddelen door het water. Zij staan bijna de hele dag met hun kleding aan in het water om met hun voeten schelpen en mosselen te zoeken en dan te rapen.Ook varen zij langs de mangrovewortels en slaan daar met een bijl de oesters van de wortels. Deze worden later gebrand en fijngemalen en als krijt verkocht.
Samen met de Nije Faam, die nu een gast aan boord hebben, Jasper, de schoonbroer van Mariëtta, vertrekken we richting Banjul om verder de rivier op te gaan. Ook Jasper vindt het fijn om een dag en nacht bij ons aan boord te zijn. Het begin van de rivier is vrij saai omdat je de kanten niet kunt zien. Het lijkt een binnenzee, zo groot. Daarbij is er een harde wind opgestoken die het varen niet echt aangenaam maakt. Windkracht 6 á 7 tegen op de rivier. We zien wel de eerste ‘Gambia-dolfijnen’. Dit zijn grote donkergrijze dolfijnen die hun weg op de rivier prima weten te vinden ook al zien wij alleen maar modderig donker water. In de namiddag duiken we een zijkreek in waar het gelukkig minder hard waait en we rustig het anker uit kunnen gooien tegenover een kleine dorpje. In het donker eten we met vijven in een lodge met een open restaurantje op palen aan de waterkant. Een idyllisch plekje. Heel intiem zo met volle maan en alleen een kaars om alles te verlichten. De vogels om ons heen verstillen naarmate de avond vordert. De sterren staan in een pikzwarte hemel te flonkeren en Orion, de krijger, het sterrenbeeld is duidelijk boven ons aan
de hemel te zien. Zachtjes, om de stilte niet te verstoren peddelen Arnold en ik weer terug naar de
Drifter die ergens in het donker op ons wacht. Wat een prachtige romantische avond! Gelukkig pikt Paul ons op want we komen niet of nauwelijks tegen de stroom op gepeddeld. Hij kan ons een beetje voortduwen met de buitenboordmotor. De rust en het romantiek worden er wel door verstoord!
Weer terug op de rivier slaat de wind weer om onze oren en varen op de motor naar een kreek in het nationaal park, Baobolong Wetland reserve. In het begin van de kreek lopen we vast maar we kunnen ons op eigen kracht uit de modder trekken. We blijven de dieptemeter angstvallig in de gaten houden en geven om de paar meter de diepte door aan de Nije Faam die achter ons aan vaart. Voorbij de eerste bocht laten we het anker vallen. Hier is niets anders te horen dan de vele vogels. Geen ander geluid verstoort de stilte.
Ik heb net een stukje in Vrij Nederland gelezen over de Benedictijner spiritualiteit, waarin iemand zijn beklag doet over dat waar Nederland volgens hem aan kapot gaat, het gebrek aan stilte. Op heel onze reis over de rivier en door de kreken is de stilte immens. Het omsluit je als een warme deken. Wat een bevrijding!
De rivier wordt veel smaller en bij Baboon eiland lopen we vast en kunnen niet meer los komen. Gelukkig lukt dat wel met hulp van de Nije Faam. Zij moeten er even hard aan trekken om ons los te krijgen en gelukkig kunnen we onze weg vervolgen. Hier zien we de eerste chimpansees. Zij zijn erg verontwaardigd en een van de mannetjes laat dit duidelijk merken door hard aan te takken te rukken en te schreeuwen. Wij varen stilletjes voorbij. In de avond als we voor anker liggen horen we erg dichtbij de nijlpaarden brullen, ronken en snurken. Ook zij vinden het niet prettig dat wij ons hebben begeven in hun territorium. Later die week krijgen we ze te zien al is dat vaak niet meer dan alleen hun grote naar verhouding lange hoofd boven water. We zien veel mooie vogels waaronder de veelkleurige honingeters, ijsvogels, vuurvogels en eksterachtigen.
Na 6 dagen komen we aan op de plaats van bestemming, een kleine nederzetting met drie namen.
Janjanburéh, het vroegere Georgetown op MacCarthy island. Onder de Engelse bezetting was deze stad een verzamelplaats voor de slavenhandel. Het slavendepot en pakhuis blijken een belangrijke attractie voor de toeristen en reizigers. Deze zijn waarschijnlijk gebouwd ná de afschaffing van de slavernij. Maar, het brengt wel geld in het laatje. Ook hier wil iedereen weten hoe je heet, waar je vandaan komt en of je wat wil geven. Stapelgek wordt je er soms van. De mensen lopen gewoon met je mee en willen echt alles van je. Soms is het voor ons heel moeilijk om mensen te negeren. Andere keren zijn de ontmoetingen wel heel fijn en gemoedelijk. Gelukkig maar.
We liggen heerlijk rustig op de rivier en genieten van de rust en niets doen aan boord. Nou ja, niets doen! In het dorp weet men al snel dat wij onze slecht werkende generator weg willen doen voor een schappelijk prijsje en een aantal mensen willen deze graag kopen. Het onderhandelen gaat een paar dagen duren ook omdat de generator het opeens niet meer doet en met geen mogelijkheid meer gestart kan worden. In de kleine ruimte achter in de boot is het een oven en samen met de plaatselijke monteur wordt het wel heel moeilijk werken. Het probleem blijkt een lekke koppakking en als Arnold deze vervangt breken er twee draadeinden af. Einde verhaal en de prijs zakt met de dag. Maar niet getreurd want ook een kapotte generator is erg aantrekkelijk omdat alles te maken valt in Afrika. Er is in dit dorp al een half jaar geen stroom en de regering doet er niets aan. Als een week later bekend wordt dat er binnenkort verkiezingen zijn in het land wordt er met man en macht aan het elektrische net gewerkt! Het kost Arnold weer een dag om de zware dieselgenerator van 100 kg te ontmantelen en uit de boot te tillen. Hoezo, rust?
In de kuip willen we een hardhouten vlonder, dus dat wordt weer opmeten en onderhandelen met de plaatselijke timmerman. De levering duurt bijna 6 dagen langer dan was afgesproken, maar wie zijn wij om daarover te klagen. Alle latten moeten in de lengte met de hand gezaagd worden en dat vraagt tijd.
In het weekend zijn er atletiekwedstrijden gepland van de Armitage High School, de enige kostschool in Gambia. Wij hebben inmiddels kennis gemaakt met de jongste leraar van de school, een geweldig leuke en spontane gast met veel liefde voor zijn pupillen. Er zijn verschillende groepen met rode, groene, blauwe en gele shirts. Die waar wij bijhoren is de groep met groene shirts en linten. Stel je niet teveel voor van de atletiekbaan. Zand, bobbels en stof. De onderlinge
sprintbanen zijn net te zien door een smalle witte geschilderde streep op het losse zand. Maar het voldoet.
Het is een waar spektakel en de muziekgroep van de school speelt onder leiding van onze leraar de heftige muziek. Onder luid hoorngeschal en slagen op de trommels komt de sfeer er goed in. Het klinkt aardig vals in onze oren maar dat mag de pret niet drukken. Dan zet de stoet zich in beweging en samen met de atleten loopt men rondjes om het veld. Het openingsdefilé van de Olympische spelen is er niets bij. Meteen is er bijna niets meer te zien van de lijnen. Aan enthousiasme geen gebrek en iedereen joelt en gilt mee. Bij de overdekte tribune horen we de belangrijkste man van de school de spelers toespreken en verder gaat de stoet. Iedereen loopt in zijn eigen dansritme, begeleid door de in het zwart geklede muziekband. Wij sporen samen met de groep supporters, moeders, kinderen hele families, honden en wat al niet meer, de atleten aan als de wedstrijden beginnen. Wij zijn samen met een Israëlisch stel de enige blanken en dat geeft aanzien. Zij zijn erg verguld met ons en we krijgen regelmatig uit emmers wat te drinken aangeboden. Sap van de Boababboom gemengd met banaan en smaken die we niet herkennen. Tot onze verassing erg fris ook al zitten er onbestemde klonten in. Alle vrouwelijke atleten vallen na de gelopen wedstrijd neer en worden steeds door helpers naar het middenveld gebracht waar zij frisse lucht krijgen toegediend door middel van een wapperend palmblad. Er zijn maar twee houten brancards en de helpers lopen harder dan de atleten om het allemaal in goede banen te leiden. Het is een ware slachting onder de meisjes maar dat mag de pret niet drukken. Het blijkt trendy te zijn om dit toneelstukje op te voeren. Wij genieten van alles. Onze atleten blijken erg goed te lopen en dat is tegen de zin van de rode groep.
Later krijgt onze groep puntenvermindering omdat een van de estafette loopsters buiten de lijnen zou hebben gelopen. Er breekt een bijna een ware vechtpartij uit en wij maken dat we weg komen. In de morgen werd alles opgelost omdat er iemand van het publiek een videocamera had en de opname liet zien dat er geen sprake was van buiten de lijnen te lopen. De gemoederen waren weer gesust. Nieuwe listen moesten worden bedacht omdat onze groep persé niet mocht winnen. De leraar was te begaan met zijn pupillen en te jong om nu al van een andere kunda te kunnen winnen. Zo gaat dat hier!
Deze tweede dag was nog warmer en de atleten nog meer gemotiveerd om te winnen. Deze jonge mensen verwisselden niet alleen van groen shirt omdat er maar 6 waren maar ook van schoenen (plastic waterschoentjes, vaak veel te klein) en sokken met elkaar. Vele liepen alleen op sokken en de meisjes droegen vaak fleurige rokjes onder de shirts. Zo kan het dus ook! Bij iedere gewonnen wedstrijd ging ieder van de groep uit zijn of haar dak en werd er gedanst, gesprongen, gegild en gezongen. Wij deden van harte mee en alle atleten kwamen ook naar ons om handen te drukken. Wij stonden met een paar punten voor. De spanning was te snijden. We hadden gewonnen! Plotseling werd er een laatste ronde aan toegevoegd en de punten hiervoor zouden dit jaar voor het eerst meetellen. De leraren moesten tegen elkaar lopen. En daar zat de lelijke adder onder het zand omdat onze leraar nooit zo snel kon lopen als degene van de rode groep. Het gejoel en geschreeuw was niet van de lucht woede en onmacht brak los. In dit land blijken regels spontaan veranderd te worden als dat zo uitkomt. Wij stonden perplex.
Een lange tijd nadien bleek dat er aan de stand niets veranderd werd en de bekers werden uitgereikt. Onze atleten weigerden de prijzen in bezit te nemen en bij iedere overhandiging gilden en joelden men heel luid. Wat een desillusie!
Acht dagen later varen we the Gambia rivier weer af en nemen het jonge Israëlisch stel, Rachel en Ben mee aan boord. Zij trekken met rugzak en tent door een aantal West-Afrikaanse landen om later dit jaar door Roemenië, Georgië, Azerbekistan, Uzbekistan, Kazakstan en Mongolië te liften.
Zij vroegen een lift aan boord van de Drifter naar Banjul. Arnold viel meteen voor hun manier van reizen en zoals Mariëtta van de Nije Faam later beweerde voor de mooie ogen van Rachel. Het werd een leuke en interessante week aan boord en we kregen er geen minuut spijt van. Zij genoten volop en wij van hen. Wat een heerlijk stel jonge mensen. Zij konden ons veel vertellen over Israël en beide ouders nodigden ons uit via de e-mail om hen beslist te bezoeken, desnoods over enkele jaren. Volgens mij hebben we vrienden voor het leven gemaakt.
In deze week zien we niet alleen apen, nijlpaarden en vele vogels maar ook twee krokodillen. Een stukje terug zwommen we nog in het water. Nu durven we niet meer verder dan een paar meter van de trap in het water te zwemmen en bij het minste geringste klimmen we snel naar boven. Arnold heeft daar geen last van en maakt iedere ochtend zijn rondje in het water.
Het is alweer 3 februari als Rachel en Ben van boord stappen en verder liften naar Senegal. Vanavond komt Nicky met het vliegtuig aan en gaan wij hem ophalen van het vliegveld. Ook daar kijken we naar uit. Hij vaart met ons naar Brazilië. Het plan is om vrijdag naar Banjul te varen en de volgende dag te vertrekken naar Brazilië. Mariëtta en Paul vertrekken twee dagen eerder. Zij varen naar Recife in Brazilië, dus een andere koers. Wij gaan zuidelijker naar San Salvador. We zullen elkaar zeker weer tegenkomen en houden voorlopig via de radio en mail contact met elkaar.
Wij hopen binnen drie weken aan te komen in Brazilië.
Tot mails

Groetjes, Coby en Arnold
Januari 2006

Geen opmerkingen:

Een reactie posten